
Van Hilvarenbeek terug naar Tilburg
Gorp en Roovert
- 19,4 km
- 4 uur
- lijn 142 en 143
- 19,4 km
- 4 uur
- lijn 142 en 143
Hilvarenbeek

Het dorp vond zijn oorsprong bij de samenvloeiing van twee beekjes, de Hilverbeek en de Zuiderbeek, die geen van beide meer bestaan. In een geschrift uit 1157, bewaard gebleven in de abdij van Tongerlo, is voor het eerst sprake van een vermelding die is gerelateerd aan Hilvarenbeek. Hierin wordt de kerk van een “Beke” genaamde plaats verheven tot kapittelkerk die is gewijd aan Sint Petrus Banden. In de loop der jaren verandert die naam dan geleidelijk in Hilvarenbeke. Etymologisch lijkt er een relatie te zijn met een zekere Hildewardis, gravin van Strijen, die bezittingen had in de omgeving. Voor de kerk ontstond het marktveld en achter de kerk de Varkensmarkt, samen de oorsprong van het latere dorpscentrum. Die dorpskern met als groen middelpunt het sfeervolle Vrijthof lijkt serieus gestalte te hebben gekregen vanaf het begin van de 15e eeuw. Aan de met de kerk verbonden kapittelschool studeerde onder meer Johannes Goropius Becanus. Er is echter ook sprake van vroegere bewoning, hiervan zijn bewijzen gevonden aan de zuidzijde van het dorp in de vorm van graven uit de Merovingische tijd. Samen met Diessen, Westelbeers en Riel vormde Hilvarenbeek de bestuurlijke eenheid de Heerlijkheid van Hilvarenbeek. Daarnaast bezat het dorp een zogenaamde vrijheid, waaraan rechten zoals het marktrecht waren verbonden, verdedigingsmuren waren echter niet toegestaan. Het grondoppervlak van de gemeente was aanzienlijk, daarvan werd gebruik gemaakt in tijden van financiële gemeentelijke nood door woeste gronden te verkopen aan bijvoorbeeld verzekeringmaatschappij de Utrecht en ook aan de gemeente Tilburg die ruimte nodig had om vloeivelden voor afvalwaterzuivering aan te leggen. Dit laatste gebied werd later nog uitgebreid met een militair oefenterrein en ligt tussen de Goirlese Dijk en het Wilhelminakanaal. Hier is tegenwoordig recreatiepark de Beekse Bergen te vinden. In het centrum zijn een aantal markante bezienswaardigheden, zoals de Gebodenlinde op het Vrijthof die vermoedelijk is geplant in 1676 en de Sint Petrusbandenkerk uit de 14e en 15e eeuw. Verder staan een aantal 18e-eeuwse historische panden langs het Vrijthof en voor de dorstigen is een bezoek aan museumbrouwerij de Roos aan te raden. De authentieke Brabantse dorpsbrouwerij is helaas alleen gedurende middagen in het weekeinde geopend. Hilvarenbeek wordt omringd door kleinschalig cultuurlandschap en landgoederen als Ananina’s Rust in het oosten en Gorp en Roovert in het westen. In het tussen Hilvarenbeek en Biest Houtakker gelegen voormalige landbouwgebied wordt onder de naam “Land van de Hilver” gewerkt aan herstel van de oude landschapswaarden.
Karakteristiek

De wandeling begint op het mooie en sfeervolle Hilvarenbeekse Vrijthof en voert via de Koestraat naar het lagergelegen ruraal gebied buiten het dorp ten zuiden van het buurtschap Klein Loo. Na enkele kilometers wordt de bosrand bereikt die de grens vormt met landgoed Gorp en Roovert. Langs het Grooven, dat uit twee onderling verbonden vennen bestaat, gaat het in noordwestelijke richting, waarbij de oude weg van Hilvarenbeek via Roovert over de grens naar Poppel wordt gepasseerd. Deze weg was vroeger de belangrijkste doorgaande verbinding naar België in de regio waaraan ook het douanekantoor stond. De oude weg verloor haar betekenis na 1855 toen de Poppelseweg werd aangelegd en de verplaatsing van de douanepost daarheen. Na het buurtschap Gorp volgt de route een tijdje de fraai kronkelende Rovertsche Leij om dan af te slaan richting het Haneven, waarvan helaas vanaf het pad weinig is te zien. Dat is gelukkig wel het geval bij het fraai gelegen Bankven waarna het over de Vosserijten, een voormalige trambaan, richting Goirle gaat. De nieuwbouw op het voormalige fabrieksterrein van tapijtfabriek Van Besouw vormt een deel van het decor op weg naar het dorpscentrum. Na passage van korenmolen de Visscher wordt het Oranjeplein bereikt waarop kunstwerk “Hemelwerk” van de Tilburgse kunstenaar Niko de Wit een prominente plaats inneemt. Het is geïnspireerd op ‘Pierrot aan de lantaarn’, een gedicht dar Martinus Nijhoff in 1914 in Goirle schreef. Verderop doorkruist de wandelroute de wijk Boschkens-Oost, waarvan de straatnamen zijn ontleend aan historische tijdperken. Lopend door het daarin gelegen opvallende complex woningen in De Middeleeuwen en vervolgens de Doctor Keyzerlaan wordt de Tilburgseweg bereikt. Na het viaduct wordt afscheid genomen van deze drukke weg en de wandeling loopt dan over het Dampad vlak langs de geluidswal die het verkeerslawaai van de A58 moet temperen. Jongeren hebben hier hun uiterste best gedaan om te bewijzen dat het grote panoramaraam dat uitzicht biedt op de snelweg niet hufterproof is. De route buigt nu af naar en na oversteken van Ringbaan Zuid door het Tilburgse stadsdeel Oud Zuid. Stadspark Oude Dijk en de Muzentuin zorgen nog voor een groene toets voordat via het centrum het station in zicht komt.
Agricultuur | Landbouw van Puijenbroek


Rond Hilvarenbeek ligt een open akker- en weidegebied. Bomen zijn voornamelijk te vinden op erven, rond boerderijen en langs paden en wegen. De landbouwgebieden rond Hilvarenbeek en in Gorp en Roovert zijn historisch gezien essen, een ontginningstype dat voornamelijk voorkwam op de hoge zandgronden en vermoedelijk dateert uit de middeleeuwen. De meestal rechthoekige percelen werden vaak collectief als akkerbouwland gebruikt of voor het naweiden van schapen, maar waren in het algemeen geen collectief eigendom.
Als bemesting voor de arme zandgrond werden plaggen heidegrond gemengd met schapenmest gebruikt. In die tijd waren de landerijen omgeven door heidegebieden, van bebossing was nauwelijks meer sprake. Tegenwoordig is er op de voormalige essen nog steeds agrarische activiteit, voornamelijk akkerbouw en in mindere mate graasland. Het omringende landschap heeft echter een metamorfose ondergaan van uitgestrekte heidevelden naar grootschalige bosaanplant. Voorbeelden daarvan zijn landgoed De Utrecht en Landgoed Gorp en Roovert. Heide is in deze regio onder andere nog te vinden in natuurgebied de Rovertsche Heide.
Het agrarisch natuurbeheer in Noord-Brabant ligt met 3% helaas beduidend lager dan het toch al niet heel hoge landelijk moyenne van 9%, ook het aandeel biologische bedrijven blijft achter bij het Nederlands gemiddelde. Er zijn echter ook positieve ontwikkelingen te melden. In Gorp bijvoorbeeld heeft landbouwbedrijf Van Puijenbroek een transitie voor ogen naar regeneratieve landbouw. Dit behelst minimaliseren van bodemverstoring, het zoveel mogelijk vermijden van chemische middelen, optimale biodiversiteit creëren door veel verschillende gewassen op één stuk grond te verbouwen en een voedzame bodem bereiken door zo lang mogelijke begroeiing met gewassen. Met de melkveehouderij is het bedrijf gestopt, handhaven van de 420 koeien en 260 stuks jongvee daarvan zou betekenen dat een status als piekbelaster niet voorkomen kan worden. Een deel van Gorp en Roovert ligt in de buurt van Natura 2000 gebied Kempenland West zodat gebruik gemaakt kon worden van de rijksregeling in deze. Op dus naar een CO2 neutraal, divers en gezond ecosysteem.
Reuzenbank

Een voor kinderen uitdagend speelbos, dat bij de Roovertse Bergen. Spannende paadjes, hutten bouwen of in bomen klimmen, wat wil je als kind nog meer? Liefst buiten in de natuur zonder je tijd te verdoen met verslavende media op mobiele telefoontjes of een beetje dom zitten vapen. Ga vooral eens bij de Reuzenbank kijken, hier staat het enige exemplaar dat in Nederland is neergezet. Er staan nu bijna 400 Reuzenbanken in Europa, waarvan de meeste in Italië. Gezien het momenteel onderhanden werk zal dat aantal in de komende tijd snel toenemen.

Dit initiatief is in het leven geroepen door het Big Bench Community Project met als doel kinderen weer bewust te maken van de natuur en het landschap, ze het te laten herontdekken. De organisatie werkt zonder winstoogmerk en is een initiatief van de Amerikaanse ontwerper Chris Bangle en zijn vrouw. Voor de bouw van de banken wordt samengewerkt met lokale ambachtslieden ter ondersteuning van de gemeenschap.
Kasteel op Gorp


Een Belgisch politicus met de welriekende naam François Joseph Eugène de Zerezo de Tejada kwam in bezit van Gorp na overlijden van zijn vrouw, die het landgoed door een erfenis had verkregen. Hij liet rond 1870 vlakbij het Starrebosch een jachthuis bouwen, dat inmiddels bekend staat als “het Kasteeltje op Gorp”. Diana, godin van de jacht, waakt vanuit de tuin over het pand dat geclassificeerd is als rijksmonument. De in 1871 tot baron verheven Eugène investeerde daarnaast in ruim 300 ha woeste grond in Goirle en bezat zeker vier boerderijen in de regio. Het jachthuis heeft twee bouwlagen van respectievelijk 4.00 en 3.00 meter hoog onder een zadeldak. Op de hoeken van de voorgevel zijn ronde arkel- of erkertorentjes te zien. Dit zijn oorspronkelijk middeleeuwse overhangende torentjes die op afstand van het maaiveld uit de gevel ontspringen en die ook voorkomen bij neogotische gebouwen zoals het Gorpse kasteeltje. Achter de omsloten binnenplaats staat het koetshuis dat in de jaren 1930 is vergroot. Omdat de huidige bewoners wijzigingen in het interieur wilden aanbrengen is bouwkundig onderzoek uitgevoerd. Tijdens dit onderzoek bleek dat een deel van de kelders deel uit heeft gemaakt van een ouder gebouw. Helaas bleken door verbouwingen veel authentieke elementen van het interieur te zijn verdwenen.

Tekening van “het Kasteeltje” op Gorp. Het tekeningetje werd door een latere eigenaar van het landgoed Gorp, W.J. Hubert van Beusekom gebruikt als sluitzegel op zijn brieven. Boven de tekening de lijfspreuk van Hubert van Beusekom “Donum Revertor” (naar mijn huis keer ik terug, vrij vertaald: dit is mijn domicilie). Hij was niet bijster populair bij de plaatselijke bewoners die hij voor lui en dom uitmaakte. Na zijn dood werd het landgoed verkocht aan Van Puijenbroek.
De Leenhof

Rijksmonument De Leenhof is een karakteristieke Kempische boerderij van het langgeveltype. Er staat een achtkant met riet gedekt theehuis tegen aangebouwd. De waarschijnlijk 16e-eeuwse boerderij ligt in het verlengde van een van de zichtassen van het nabijgelegen Starrebosch. Het is vermoedelijk het geboortehuis van een van Gorps beroemdste zonen, Johannes Goropius Becanus ofwel Jan van Gorp van der Beke. Er zijn echter ook geluiden te horen dat die geboorte in de buurt van de Grote Hoef plaatsvond, op zo’n 100 meter afstand van de Leenhof. De naam “Leenhof” verwijst naar een hoeve, die in de middeleeuwen door een leenheer in leen kon worden gegeven aan een zogeheten leenman, die daarmee vruchtgebruiker werd. Van de leenman werden dan in ruil, meest militaire, diensten verwacht als de leenheer daarom verzocht. Er is sprake van een Leenhoeve in Gorp waar in de 14e-eeuw een Wauter van Ghorpe de oudste bij naam bekende leenman was. Een nazaat van deze Wauter was bovengenoemde Becanus. Onbekend is het of deze Leenhoeve dezelfde is als de Leenhof, dat zou betekenen dat die van vroeger datum is dan gedacht. Mogelijk is natuurlijk ook dat de huidige Leenhof de oude Leenhoeve heeft vervangen.
Johannes Goropius Becanus

Jan van Gorp van der Beke zag op 23 juni 1519 het levenslicht in Gorp, zijn geboortehuis was vermoedelijk de zogeheten Leenhof. Hij ontving zijn eerste onderwijs aan de kapittelschool in Hilvarenbeek, later bezocht hij de school van de Broeders des Gemene Levens in ‘s-Hertogenbosch. In 1538 werd hij toegelaten tot de Studium Generale Lovaniense, de in die tijd toonaangevende Universiteit van Leuven, waar hij binnen een jaar een academische graad behaalde en zich magister mocht noemen. Aan dezelfde universiteit studeerden ook illustere geesten als Mercator en Erasmus. De zich inmiddels tot Johannes Goropius Becanus omgedoopt hebbende Jan ontwikkelde zich tot een waar multitalent. Hij studeerde Latijn, Grieks, Hebreeuws en filosofie, later ook medicijnen en natuurkunde. Rond 1550 volgde promotie tot doctor in de medicijnen.
Als arts bouwde hij blijkbaar snel een reputatie op, want al snel kon hij gekroonde hoofden en leden van de adellijkheid tot zijn clientèle rekenen. Nadat hij zich had gevestigd in Antwerpen wist hij de functie van stadsarts te verwerven. Blijkbaar leverde hem dat ook de nodige vrije tijd op, want hier bekwaamde hij zich in de filologie. Bij Cristoffel Plantijn, vriend en beroemd drukker, verscheen zijn forse levenswerk “Origines Antwerpianae”, een nogal chauvinistisch cultuur-historisch geschrift dat hem nochtans wereldberoemd zou maken in het Europa van die tijd. Hij is de bedenker van de interessante theorie, dat het Nederlands en in het bijzonder het Antwerps de enige taal op de wereld was die van de oertaal afstamde. Ook zou Antwerpen ‘s werelds oudste stad zijn en haar bewoners de afstammelingen van de enige zoon van Noah die niet had meegewerkt aan de toren van Babel en dus geen deel had gehad aan de Babylonische spraakverwarring. Het Aards Paradijs zou volgens hem gesitueerd kunnen zijn geweest rond Gorp en Roovert, vandaar wellicht de Paradijsbrug en de in 1912 door brand verwoeste en nooit meer herbouwde herberg “In het Paradijs”, die recht tegenover de beukenlaan naar de Nieuwe Hoef stond. De bedenker van al dit fraais, die tijdens zijn leven al niet meer helemaal serieus werd genomen in deze, overleed op 28 juni 1572 in Maastricht waar hij door hertog Celi van Medina als arts naartoe was geroepen. Hij zou zijn begraven in de Minderbroederskerk, in ieder geval is daar zijn epitaaf te zien.
Starrebosch

De onvermoede relatie tussen het “Starrebosch” dat gelegen is in Gorp en de “Bleshof”, een pietepeuterig straatje in het centrum van Tilburg, raakt aan een tweetal hoogst actuele thema’s: het slavernijverleden en het kolonialisme. De naamgever van dat straatje is de welgestelde familie Bles die zich in 1699 in de persoon van Govert Bles in Tilburg vestigde. De familie bezat diverse panden en erven rond en ter plaatse van de huidige Bleshof. Nazaat notaris Cornelis Bles verkreeg in 1758 het buurtschap Gorp, destijds een landbouwenclave te midden van uitgestrekte heidevelden. Hij liet daar bomen aanplanten en creëerde een sterrebos met een centraal gelegen “schoone” visvijver. De restanten daarvan zijn nog steeds te herkennen en staan bekend als “Starrebosch” of “Oude Warande”. Notaris Bles wist een zeer gefortuneerde dame te huwen die haar voorspoed te danken had aan een aantal plantages in Suriname. In die tijd werd slavenarbeid op deze plantages nog beschouwd als een “normale” zaak. Hoewel slavernij niet was toegestaan binnen de Nederlanden kwam de uit een van deze plantages afkomstige en vermoedelijk in Guinee geboren tot slaaf gemaakte als bediende in dienst van Bles. Hij zal zelf geen enkele inspraak hebben gehad maar lijkt te zijn geïmporteerd omdat het in die tijd gold als een statussymbool om een zwarte bediende in dienst te hebben. Hij werd zelfs gedoopt in de Nederlands Hervormde Kerk als Johannes Pauli, een naam die hij zeker als kind niet van zijn ouders zal hebben gekregen. De notaris zorgde later dat Pauli een functie kreeg in Hilvarenbeek als handhaver van de openbare orde, waar hij niet makkelijk werd geaccepteerd en werd gezien als iemand die niet bij de Beekse samenleving zou horen. Niettemin kreeg hij met zijn Anneke, waarmee hij in 1787 in het huwelijk was getreden, zes kinderen waarvan drie zonen in de justitionele voetsporen van hun vader zouden treden.
Landgoed Gorp en Roovert

De twee van oorsprong 12e of 13e-eeuwse agrarische buurtschappen Gorp en Roovert vormen de kernen van dit grote en fraaie landgoed, dat een oppervlakte heeft van een kleine 1200 hectare. Roovert omvatte drie boerderijen en die staan er nog steeds, inmiddels in gebruik als woning. Gorp was beduidend groter, met onder meer het kasteeltje en een jachthuis. Ook Tiendschuur de Nieuwe Hoef maakte en maakt deel uit van Gorp. Beide nederzettingen waren leengoederen van de Hertog van Brabant en lagen ooit geïsoleerd te midden van een uitgestrekt heidegebied. De vroegst bekende leenman was de familie Van Gorp, ook wel Schellekens genaamd. Na 1556 volgde een bonte stoet van personen en families die over de landerijen dan wel delen daarvan de scepter voerden. Er is pas sprake van een echt landgoed in de 18e eeuw toen het hele gebied in handen kwam van notaris Cornelis Bles, een welgestelde Tilburger. Na notaris Bles hebben de namen Bosschaert, Della Faille, du Fontbarré de Fumal, De Zerezo de Tejada, Huijsmans en Van Beusekom een relatie met het landgoed of delen daarvan. Uiteindelijk wist de familie Van Puijenbroek het grootste gedeelte te verwerven, met uitzondering van Gorp de Leij, dat eigendom werd van Stichting Het Brabants Landschap. De loof- en naaldbossen die nu de boventoon voeren zijn pas vanaf het einde van de achttiende eeuw aangeplant als voornamelijk productiebos waarvan het hout toegepast werd als stuthout in de mijnen. Het gebied bestaat uit oude loof-, naald- en gemengde bossen, heide en enkele vennen, waarvan Haneven, Biesbosch, Papschot en Bankven de belangrijkste zijn. Hiernaast is er ongeveer 400 ha landbouwgrond. Tegenover het Gorpse kasteeltje is een grote boerderij in bedrijf, in 1941 opgezet door Eduard van Puijenbroek om zijn textielarbeiders uit de stilgevallen textielfabriek tijdens de Tweede Wereldoorlog aan het werk te houden. Vanaf 2023 vindt hier een transitie plaats naar regeneratieve landbouw
Landgoed Gorp de Leij

Landgoed Gorp de Leij wordt omsloten door landgoed Gorp en Roovert en het ontgonnen voormalige heidegebied De Braacken. Het gebied is ca. 92 ha groot en omgeeft een gedeelte van het beekdal van de Rovertsche Leij. Sinds de jaren zestig van de vorige eeuw is dit landgoed eigendom en onder beheer van Stichting Brabants Landschap.
Bosweitjes liggen verscholen langs de meanderende beek, waar de wandeling langs een spannend pad loopt, soms bijna boven het water. Door de gespreide begroeiing doet deze omgeving aan een coulisselandschap denken, waar doorlopend het perspectief steeds verandert tijdens het lopen. Voor wie goed kijkt laten zich veel mooie planten zoals bosanemoon en dalkruid zien. Door hun onvoorspelbare en vlinderachtige vlieggedrag verraden zich de zeldzame bosbeekjuffers, een kenmerkende soort voor natuurlijke, langzaam stromende beken met een heel goede kwaliteit van het water.
Bankven


Aan de noordzijde van landgoed Gorp en Roovert ligt het Bankven. Dit ven lag ooit in het midden van een heidegebied en is ontstaan door afgraving van turf. De naam zou het ven mogelijk danken aan een kleibank waarop toen gestoten werd en die wellicht nog steeds onder het ven te vinden is. Het ven heeft bij hoge waterstand een diepte van zo’n 35 cm bij een oppervlakte van 5 ha. Het bevat van oorsprong voedselarm water dat echter langzaamaan steeds voedselrijker is geworden, wat gezorgd heeft voor een meer levendige vegetatie en bepaald geen negatieve invloed heeft op de kikkerpopulatie. Helaas komt het de laatste jaren steeds meer voor dat het ven volledig droog valt bij langdurige afwezigheid van neerslag. Als het in winterse tijden weer eens zover komt dat een vorstperiode voor voldoende ijs zorgt wordt het omgetoverd tot ijsbaan. Traditioneel stelt eigenaar Van Puijenbroek het ven dan ter beschikking van de “Goirlesche IJsclub ‘t Bankven”, die al in 1919 werd opgericht en haar eeuwfeest dus al achter de rug heeft.
De moeite meer dan waard om hier even stil te staan of zelfs even plaats te nemen op een van de banken om te genieten van flora en fauna bij dit rustieke en fraaie ven.
Restanten pompgenaal VanHavep en schuilkelder


Onder een heuveltje waaruit een van de nodige graffiti voorziene schoorsteen omhoog priemt ligt een ondergrondse gemetselde ruimte van zo’n 4 bij 10 meter. Het is niet heel duidelijk wat de oorspronkelijke functie van dit bouwwerk was. Theorieën hierover lopen uiteen van een oude aardappelkelder van landbouwbedrijf Van Puijenbroek tot een munitieopslagplaats die dateert van de Eerste Wereldoorlog. Tijdens de Tweede Wereldoorlog schijnt het als tijdelijk onderduikadres annex schuilkelder voor neergeschoten piloten te hebben gediend. Na de oorlog was de ruimte enige tijd in gebruik als kleedkamer van de Goirlese voetbalvereniging VOAB, waarvan de velden op het aanpalende terrein ten noordwesten van de kelder lagen. Erg comfortabel lijkt het niet geweest te zijn.
Vlakbij de niet meer toegankelijke schuilkelder lag een voormalig pompgebouwtje annex waterzuivering van Van Puijenbroek. De nog steeds bestaande goot diende om verontreinigingen zoals ijzeroxide in het opgepompte grondwater te laten bezinken, het pompgebouwtje is al jaren geleden afgebroken.
Vosserijten | voormalige stoomtram Tilburg - Esbeek

Op 23 september 1907 werd de stoomtramlijn tussen Tilburg en Esbeek feestelijk geopend. De route liep van de Heuvel via Piusplein en Korvelplein door Goirle en Hilvarenbeek naar het eindpunt in de Dorpsstraat te Esbeek. De verbinding was echter slechts een kort leven beschoren. Al in 1935 werd de tramlijn al weer opgeheven en vervangen door een autobusverbinding. De noodzaak voor de tramverbinding ontstond door toedoen van de Esbeekse pastoor Jurgens. Hij zou relikwieën bemachtigd hebben van de heilige Cornelius, die bestonden uit stukjes gebeente.


Jurgens was niet de enige, in talloze steden en dorpen worden zoveel gebeenteresten bewaard, dat er wellicht meer dan één heilige uit kan worden gereconstrueerd. Cornelius was de 21ste paus en leefde in de derde eeuw, uiteraard na Christus. Hij is beschermheilige van boeren en rundvee, daarnaast kan hij worden aangeroepen in geval van epilepsie, kramp en zenuw- en oorkwalen. Op vele terreinen inzetbaar dus. In ieder geval leidden de beenderrestanten van de heilige tot bedevaart naar Esbeek inclusief een jaarlijkse gedenkdag op 16 september. Vanwege het fors toenemende aantal bedevaartgangers werd besloten de bovengenoemde tramverbinding aan te leggen. Daarvan rest nog een gedeelte van het tracé ten zuiden van Goirle, dat nu De Vosserijten heet en een fiets- en wandelverbinding tussen het Kerklaantje in Goirle en de Beeksedijk is geworden. Ter herinnering aan de voormalige trambaan staat bij het begin van het pad in Goirle nog een andreaskruis. Fraai zijn de statige bomen die aan weerszijden het pad omzomen als een natuurlijke erehaag.
Beltmolen de Visscher

Beltmolen de Visscher is sinds 1997 in erfpacht verworven door Stichting Akkermolens Goirle. Beltmolen omdat deze molen op een in dit geval kunstmatige heuvel staat. De korenmolen is in 1875 gebouwd door zijn naamgever, Ben de Visscher. Zijn familie bezat meerdere molens in Goirle waaronder ook een watermolen uit 1651 die gebruikt werd op windstille dagen als de windmolen niet kon malen. In 1963 werd de molen aan de gemeente Goirle verkocht, de laatste molenaar uit de familie was Jan de Visscher. In 1970 werd de molen gerestaureerd waarbij diverse onderdelen zoals het kruiwerk zijn vervangen. Soms waren onderdelen afkomstig van andere molens die de tand des tijds niet hadden doorstaan. Recent zijn nog de roeden vervangen vanwege lasfouten. Roeden vormen de basis van het wiekenkruis en leveren dus onmiddellijk gevaar op in geval van breuk. De molen is daarom tijdelijk stilgezet in afwachting van de vervanging. Tegenwoordig werken vrijwillige molenaars op de molen die gebruikt wordt voor het malen van graan. De locatie is niet ideaal omdat de molen ingesloten is geraakt door de oprukkende bebouwing. Bezoek is mogelijk op zaterdag 10:30 tot 13:00 (onder voorbehoud).
Hemelwenk

Op zeventienjarige leeftijd besloot Niko de Wit (Bergen op Zoom 1948) dat hij beeldhouwer wilde worden. Sinds Niko de Wit in 1975 de academie verliet, heeft hij meer dan vijfhonderd beelden vervaardigd. Ruim vijfentwintig daarvan bevinden zich, op diverse plaatsen in Nederland, in de openbare ruimte. Naast deze werken maakte hij ook portretten en penningen in brons. De Wit geniet echter de meeste bekendheid vanwege zijn autonome en monumentale werken, waarin hij zich het sterkst weet uit te drukken. In het boek over zijn werk krijgen deze beelden daarom de meeste aandacht. Dat Hemelwenk, in 1995 op het Oranjeplein in Goirle geplaatst, een symbolische lading heeft behoeft geen betoog. Voor dit beeld put De Wit zijn inspiratie in de eerste plaats uit het gedicht ‘Pierrot aan de lantaarn’ dat de Nederlandse dichter Martinus Nijhoff (1894-1953) in 1916 in de Brabantse gemeente schreef toen hij daar als soldaat gelegerd was.
De regel Ik ben Pierrot die zoekt en denkt, tot God hem in de hemel wenkt vindt zijn weg naar het ronde mozaïek dat het middelpunt van het beeld markeert. De titel is hier dus vrij letterlijk aan ontleend. Het al eerder door De Wit gelezen boek De tunnel en het licht, waarin mensen verhalen over hun bijna-doodervaringen, vormt eveneens een inspiratiebron. Een hoge driehoekige koker, vervaardigd van gecoat geperforeerd staal, wordt gedragen door drie driehoeken en mondt uit in evenzo- veel hoekpunten. De dragers raken elk de aarde slechts op één punt. Anders dan de eerdere frontale en silhouetbeelden, is het standpunt van de beschouwer bepalend voor hoe deze het beeld beleeft. Waar Hemelwenk vanuit het ene perspectief in een stabiele harmonie lijkt te verkeren, oogt die balans vanuit een ander standpunt uiterst wankel. Zodra je het als bezoeker betreedt, wordt je blik via de koker naar een zeshoekige opening aan de bovenzijde gezogen, naar het licht. De metafoor voor de reis naar het licht die de mensenziel na zijn dood zou af leggen ligt voor de hand.
De Middeleeuwen


De argeloze beschouwer zou niet op het idee komen dat er zoveel woningen staan aan de Middeleeuwen in woonwijk Boschkens-Oost. De toegepaste architectuur geeft een eerste indruk van een klein aantal moderne villa’s. Toch staan er 36 woonhuizen aan de Middeleeuwen, die dateren uit 2009. Het zal de wandelaar lopend op de begane grond niet in het oog springen maar vanuit drone-perspectief is duidelijk de vorm van een middeleeuws kasteel te herkennen. Het ontbreekt alleen aan een slotgracht maar de gevels van witgeschilderd metselwerk lijken een gesloten front te vormen tegen de omgeving en daarmee een buurtgevoel op te roepen dat verbinding tussen de bewoners stimuleert. Het ontwerp van deze als een middeleeuwse motteburcht op een terpachtige verhoging gelegen patio is van JMW architecten uit Tilburg. Het bureau is opgericht door Jeroen Wouters en Menno van der Woude na het winnen van de project-prijsvraag van BNA Midden-Brabant in 1999.
Het complex strak vormgegeven en zeer energiezuinige woningen grenst aan de noordwestzijde aan een klein bosgebied dat vanuit de Middeleeuwen toegankelijk is via het naar architect Jos. Bedaux genoemde bospad.
Woonhuis Jos. Bedaux

De Dr. Keyzerlaan, voorheen Kleuterlaan, verbindt Boschkens-Oost met de Tilburgseweg, doorgaand autoverkeer is echter niet mogelijk. Naamgever was kinderarts Doctor Keyzer, in de jaren dertig van de vorige eeuw stichter en stuwende kracht achter het toentertijd aan deze laan gehuisveste “Kleuterheil”, het tweede kleuterdagverblijf in Nederland. Dit is later opgegaan in stichting Kompaan dat op zijn beurt na een fusie met Huize De Bocht omgedoopt is in “Sterk Huis”, dat is gelegen aan de Rillaerse Baan. Aan de lommerrijke laan liggen diverse villa’s verscholen in het groen. De voormalige Openluchtschool uit 1958, oorspronkelijk een ontwerp van Jos. Bedaux, is een aantal jaren geleden getransformeerd naar zeven luxe woningen ontworpen door Bedaux-de Brouwer architecten. Een thuiswedstrijd voor genoemde architecten, want het door Jos. Bedaux opgerichte bureau was vele jaren gevestigd aan dezelfde Dr. Keyzerlaan tot het in 2024 verhuisde naar het centrum van Tilburg. Het pand met tegenwoordig alleen een woonfunctie heeft inmiddels de status van rijksmonument. Dichtbij het laantje maar nauwelijks meer herkenbaar liggen de restanten van een openluchttheater, dat in 1948 in navolging van het natuurtheater van Oisterwijk is aangelegd. Er is niet veel meer overgebleven dan een forse kuil met ernaast een Mariagrotje. Het theater kon 1300 toeschouwers bevatten maar heeft slechts tot 1951 bestaan; het niet altijd even betrouwbare Nederlandse weer en de voor die tijd (te) dure toegangskaartjes deden het initiatief snel de das om.
Zuiderkwartier

Aan de Wassenaerlaan trekt naast de Gerardus Majellakerk uit 1923 het gebouw waarin de multi-functionele accommodatie (MFA) Zuiderkwartier Tilburg is gevestigd de aandacht. Multifunctioneel omdat hier naast Contour De Twern, dat zich bezighoudt met sociaal werk en maatschappelijke projecten, ook een basisschool, zorginstelling “Toegang Tilburg” en instelling voor geestelijk gehandicaptenzorg Amarant onderdak vinden. In stadsdeel Oud Zuid zijn diverse voorbeelden te vinden van geslaagde herstructurering in de oude woonbuurten waarin veelal straten met oude arbeiderswoningen te vinden waren die in nauwe relatie stonde tot de voormalige fabriekscomplexen. Daarin is plaats voor maatwerk en verschillende woonvormen voor de diverse doelgroepen. Belangen en perspectieven voor de zittende bewoners zijn daarbij nadrukkelijk meegewogen. De overgang van de oude verpauperde en soms leegstaande overblijfselen van de oude industriestad met voornamelijk textielnijverheid naar een moderne en intensieve leefstad heeft in de afgelopen jaren zichtbaar gestalte gekregen. In totaal zijn er in het gehele stadsdeel Oud Zuid sinds het jaar 2000 een kleine 1800 nieuwbouwwoningen neergezet, dat is zo’n 20% van het totale woningbestand. Voorbeelden hoe zo’n aanpak er uit kan zien zijn te vinden in de Trompstraat en aan de Wassenaerlaan. Misschien wordt Tilburg dan toch ooit werkelijk de “Schôônste stad van ‘t laand”!
Stadspark Oude Dijk


Samenvoeging van de kloostertuin van de Zusters van Liefde en de tuin van het voormalige voogdijgesticht voor jongens Huize Nazareth leverde in 1987 het mooie Stadspark Oude Dijk op. De wandelpaden nodigen uit even afstand te nemen van de hectiek van het nabije stadscentrum. Vermeldenswaard zijn de magnoliatuin en de oude elzen. Opvallend is de prachtige Haagbeuk, in 2010 verkozen tot mooiste boom van Tilburg. In het park worden activiteiten georganiseerd zoals muziekfestivals. Een muur vormt de scheiding met de kloostertuin van het monumentale klooster aan de Oude Dijk, zodat de zusters nog ongestoord kunnen brevieren. De congregatie telt in Nederland 91 zusters, de meeste wonen in Tilburg. Er wordt gewerkt aan een geleidelijke transformatie naar zorgtoegankelijke huisvesting voor de vaak niet meer piepjonge zusters in combinatie met woningen voor leken.
Muzentuin


De titanide Mnemosyne werd tijdens de Griekse oudheid als de belichaming van het geheugen beschouwd. Volgens de Griekse mythologie baarde zij negen dochters, godinnen van kunst, wetenschap en inspiratie. Deze ongetwijfeld bevallige dames werden aangeduid als de muzen en waren volgens de overlevering fervente natuurliefhebsters. Een slordige drie millennia later werd het toepasselijk gevonden die aanduiding te gebruiken als naam voor een intiem parkje in het centrum van Tilburg. Het is gesitueerd naast een oud kerkgebouw dat nieuw bestaansrecht heeft verworven als deel van het complex van de Fontys Hogeschool voor de Kunsten. Deze groene oase met een aantal monumentale bomen ademt rust temidden van de stedelijke hectiek. Het sculptuur “Dansende Schildpadden” van kunstenaar Niko de Wit neemt er een prominente plaats in. De relatie van dit beeld met de aanpalende dansopleiding lijkt evident. Op de zijvlakken van de kubusvormige sokkel zijn gotische booglijnen te zien die verwijzen naar een verleden van geloof en contemplatie dat is verbonden met deze voormalige kloostertuin.
In de Muzentuin worden regelmatig festivals en voorstellingen georganiseerd.
De Wijnschenker

In de Langestraat vind je al ruim tien jaar een vertrouwd figuur. De muurschildering van de kleuter, die vanaf een veel te hoge kruk zijn wijnfles leeggooit, werd in 2011 op de muur gezet door het collectief Teckel. ‘De Wijnschenker’ maakt onderdeel uit van de herinrichting van de Wingerdhoek, een hofje in de binnenstad. In de tegenwoordige parkeergarage zaten vroeger de wijnkelders van Verbunt. De muurschildering verwijst daarnaar.
Tekencollectief Teckel is hét museum op straat. Internationale kunstenaars werken aan een groeiende collectie muurschilderingen geïnspireerd op het verleden, heden en de toekomst.
Door de subtiele schaduw op de achterliggende gevel lijkt de schildering los te komen van de gevel. De kunstenaar weet hiermee te voorkomen dat kunstwerk en architectuur met elkaar gaan conflicteren.
Het beeld vertelt iets over de locatie.
Wijnpakhuis Verbunt

Joseph Antonius Verbunt is de grondlegger van Verbunt Wijnkopers. In 1844 kwam hij vanuit Bergeijk naar Tilburg om daar een zaak in tabak, wijn en gedistilleerd te starten.
Tabak was er geen weelde, maar wel een levensbehoefte: Voor de rijken in de vorm van snuif-, voor de arme als pruimtabak.
Gedistilleerd bleef een luxe. Meestal was het brandewijn, die met suiker als feest- en avonddrank genomen werd. Bier was de volksdrank bij uitstek. Maar naast enkele grote brouwerijen, kwam er plaats voor handelshuizen in wijn, gedistilleerd en likeur, omdat met de toenemende weelde de smaak zich verfijnde en de oudste Brabantse levenstradities zich herstelden. Van dit alles zal de 22 jarige Joseph Antonius Verbunt zich weinig bewust geweest zijn toen hij in Tilburg zijn tabakszaak opende, waaraan hij een wijnhandel verbond, waar blijkbaar vraag naar was.
De oorzaak was, naast de economische opleving in Brabant, de toenemende hoeveelheid miswijn, die in het Roomse Brabant nodig was. Een handels-onderneming dankt haar succes nooit uitsluitend aan de historische omstandigheden maar allereerst aan het inzicht, het beleid en de werkkracht van de oprichter zelf. In 1878 is J.A. Verbunt overleden
Cultuur BSO Monopole


Momenteel vind je Cultuur BSO Monopole in het oude Wijnpakhuis in hartje centrum Tilburg. Het gebouw en de medewerkers dagen kinderen uit hun fantasie de vrije loop te laten. Je voelt het meteen als je binnenkomt: deze buitenschoolse opvang ademt warmte en creativiteit. Hier mogen kinderen totaal zichzelf zijn en hun eigen scheppende krachten ontdekken. Muziek, dans, toneel, kunst, film: het kan allemaal in de prachtig ingerichte ruimtes. Houd je kind van dansen, zingen, toneel spelen, schilderen en creëren? Dan is deze bso een unieke kans om hier heerlijk mee bezig te zijn. Onze bso is ook een gezellige ontmoetingsplek voor de buurt.