
Van Kaatsheuvel terug naar Tilburg
Huis ter Heide
- 20,7 km
- 4 uur
- lijn 301 en 136
- 20,7 km
- 4 uur
- lijn 301 en 136
Kaatsheuvel

De eerste Kaatsheuvelaars waren turfstekers; de naam Kaatsheuvel duidt volgens hen die het denken te weten namelijk op een stapelplaats voor turf, een “Ketshovel”. De eerste vermelding uit 1506 rept echter van “Kesthovel”. In die tijd behoorde het dorpje bij de heerlijkheid Venloon, aan die benaming herinnert nog een straatnaam in Loon op Zand. Turfsteken bracht weinig welvaart dus hielden velen er een klein boerderijtje op na met een paar stuks vee en een akkertje. Rond 1600 was het afgelopen met het winnen van turf, geleidelijk won de leernijverheid en met name de fabricage van schoeisel aan betekenis. Ooit was in het merendeel van de woningen wel een schoenfabriekje gevestigd. Tegen het einde van de 19e-eeuw telde Kaatsheuvel 134 van dit soort bedrijfjes. Daarnaast waren er veel rondtrekkende beoefenaars van beroepen als scharenslijpers, stoelenmatters en mattenvlechters actief. Kerkgang in eigen dorp was pas in 1731 mogelijk en wel in een daarvoor ingerichte kamer van een boerderij. Eerst zo’n 100 jaar later kregen de dorpelingen de beschikking over een stenen kerkgebouw. Kaatsheuvel lag in het grensgebied tussen het gewest Holland en Staats-Brabant waar een soort machtsvacuüm heerste waardoor een voedingsbodem ontstond voor activiteiten die het daglicht maar moeilijk konden verdragen. Met name een bende met de ronkende naam “De Witte Veer” was berucht tot in de wijde omtrek. In 1727 liet de leider ervan zich echter verrassen door de hermandad tijdens het stelen van een schaap. Het liep slecht met hem af, zijn resten liggen in het Leikeven. Omringd door de natuurgebieden Loonse en Drunense Duinen, Landgoed Huis Ter Heide en Westelijke Langstraat maakt Kaatsheuvel samen met De Moer en Loon op Zand deel uit van de gemeente Loon op Zand. Vanwege de zware concurrentie van de opkomende lagelonenlanden is tegenwoordig weinig schoennijverheid meer te bespeuren. Heden ten dage geniet het dorp vooral landelijke bekendheid vanwege het mooiste attractiepark van Nederland, de Efteling.
Karakteristiek

Het beginpunt van deze wandeling is het busstation bij attractiepark De Efteling. Het park heeft vermoedelijk zijn naam te danken aan een boerderij annex herberg die hier in de buurt zou hebben gestaan met de naam “Ersteling”. De overlevering verhaalt dat Kaatsheuvelse kindertjes al aan het begin van de 20e eeuw gingen spelen op het “Eftelings Bergske”. Het park is inmiddels een niet meer weg te denken fenomeen dat diep is geworteld in de Brabantse samenleving. De route loopt tussen de uitgebreide parkeerterreinen en via het bungalowpark en het golfpark uiteindelijk door het beboste deel van natuurgebied Huis ter Heide. Aangekomen bij het Moerven gaat het bosgebied over in open en landelijk terrein.
Na passage van het vlonderpad door genoemd ven gaat de wandeling richting de lieflijke groene heuvels die vuilnisstort De Spinder aan het oog onttrekken en waar tegen een helling een bijzonder en intrigerend bedrijfsgebouw van architect Ad Smeulders de aandacht trekt. Aansluitend staat het drukke verkeer op het noord-Tilburgse wegennet een idyllisch vervolg van de wandeling even in de weg, maar gelukkig wordt al snel een rustiger omgeving bereikt. De route loopt dan door de woonwijken en daar tussenliggend groen van Tilburg-noord en steekt via de Goirkekanaaldijk het Wilhelminakanaal over. Mooi is het dan even stil te staan bij de oude Hasseltse kapel om aansluitend in zuidelijke richting verder te lopen langs en over het terrein van De Rooi Pannen, een instelling voor praktijkgericht onderwijs op (V)MBO niveau. De monumentale en bezienswaardige boerderijen de Oliemeulen en de Tongerlose Hoef trekken verder zuidwaarts de aandacht. Even voorbij dat laatste boerderijcomplex gaat de wandeling door een bijzonder en sfeervol stukje oud Tilburg, de Bokhamer. Na kruisen van het viaduct van Ringbaan West gaat het richting station, het eindpunt van de wandeling.
De Efteling



Om de economische afhankelijkheid van de leer- en schoenindustrie te doorbreken werd in 1950 Stichting Natuurpark de Efteling opgericht met als doel het bevorderen van toerisme en ontspanning en ontwikkeling van de inwoners van gemeente Loon op Zand, dat uiteraard in katholieke geest. Met als basis het bestaande R.K. Sport- en Wandelpark opende het mooiste attractiepark van Nederland in 1951 als natuurpark zijn deuren, gevolgd door de opening van het sprookjesbos een jaar later. Anton Pieck werkte vanaf het begin tot de jaren zeventig van de voorbije eeuw als hoofdontwerper bij het gestaag uitbreidende park en drukte zijn nostalgische stempel op tal van tot leven gewekte sprookjes. Na zijn vertrek maakte onder Piecks opvolger Ton van de Ven de Efteling een koerswijziging door naar een volwaardig themapark met attracties zoals de, zeker voor die tijd, indrukwekkende achtbaan de Python, wildwaterbaan Piraña en het Carnavalfestival.
Rond het park is een zee aan parkeerruimte gecreëerd, er is een uitgestrekt bungalowpark en er zijn twee hotels. Het totaal aantal bedden binnen de Wereld van de Efteling komt op zo’n drieduizend. Ook villa Pardoes, een vakantieverblijf voor ernstig zieke kinderen, heeft er een plaats gevonden.Exclusief de parkeerruimte, maar met inbegrip van het dienstencentrum en andere voor het publiek niet-toegankelijke delen van het park, is het 72 hectare groot. Inmiddels zorgt een team ontwerpers bijna ieder jaar voor nieuwe verrassende attracties en forse uitbreidingen van het park staan voor de komende jaren op stapel. De laatste loot aan de attractieboom is Danse Macabre, in oktober 2024 geopend als vervanger voor het Spookslot met een prijskaartje van een slordige 25 miljoen Euro. Het aantal bezoekers groeide van ongeveer 50.000 in 1951 tot 5,4 miljoen in 2018. Men wil in 2030 in staat zijn 7 miljoen gasten te ontvangen waarvoor uitbreiding in overnachtingscapaciteit op stapel staat, onder meer door de bouw van een nieuw “Efteling Grand Hotel” dat in 2025 zal worden geopend. Met recht kan dus worden gesproken van een Holle Bolle Gijs park!
Loonsche Land

Ten zuiden van het attractiepark ligt het 50 hectare grote natuurgebied Loonsche Land. Na enige vruchteloze pogingen van eigenaar Efteling het gebied te bestemmen voor vakantiehuisjes dan wel in te richten als landschapspark is een groot deel van het gebied eind 2020 overgedragen aan Natuurmonumenten, dat het heeft gevoegd bij natuurgebied Huis ter Heide. Door middel van een ecoduct over de Midden-Brabantweg is het verbonden met de Loonse en Drunense duinen. Een strook aan de noordzijde bleef in bezit van de Efteling en geeft plaats aan het vakantiepark Efteling Loonsche Land. Ooit bevond zich in Loonsche Land een kleine buurtschap van zo’n tien boerderijen, waarvan de bewoners echter aan het einde van de 19e –eeuw vertrokken vanwege de toenmalige grote problemen in de landbouwsector. Tussen de heidevelden werd kleinschalige landbouw beoefend. Na het verdwijnen van de landbouw en de schaapskuddes werd het gebied benut als productiebos waar dennebomen hout leverden voor de mijnbouw. Uiteindelijk verdween de mijnbouw uit Nederland, het naaldbos bleef. Tegenwoordig zijn in het westelijk gedeelte akkers en heidevelden te vinden, zo ongeveer als het gebied eruit zag rond 1800. Een schaapskudde vervolmaakt het nostalgisch plaatje. Karakteristiek eikenhakhout is te vinden in het centrale deel van het gebied; stammen van eikenbomen werden op ca. 1 meter boven de grond afgezaagd en uit de resterende stam konden dan nieuwe takken groeien die geoogst konden worden om vervolgens de schors te leveren aan de leerlooiersindustrie. Aan leerlooier Frans Mombers, die in het begin van de 20ste -eeuw eigenaar was van het oostelijk deel van het gebied, zijn de fraaie beukenlanen te danken die hier te vinden zijn. Bijzonder is een enorme beuk, die vrij staat in de omgeving en zo’n 130 jaar oud is. Plan is om nog een tiental bomen zo in hun volle luister te laten uitgroeien.
Landgoed Huis ter Heide

Van de oorspronkelijke woeste gronden ten noorden van Tilburg resteert nog een landgoed van ca 650 hectare. Op het in beheer van Natuurmonumenten zijnde gebied staat midden in de natuur nog een landhuis uit 1864. Het noordelijke beboste gedeelte onderscheidt zich van het zuidelijk deel, Loonse Heide genaamd, dat een landelijke uitstraling paart aan een aantal fraai gelegen vennen. Er zijn diverse wandelpaden en gemarkeerde routes waaronder een vlonderpad over het Moerven.


Met een wildwissel over de N261 is het gebied verbonden met de Loonse en Drunense duinen. Schotse Hooglanders, zijn ingezet om het terrein open te houden.
Op een oppervlakte van zo’n 35 hectare binnen het natuurgebied is in 2021 de Natuurbegraafplaats Huis ter Heide geopend. Daarbij is de historische padenstructuur van het landgoed in het ontwerp daarvan opgenomen. De begraafplaats is vrij toegankelijk.
Loonse Heide



Eens was in deze fraaie omgeving een galgenveld te vinden, waar namen als Galgeneind en Galgenven nog naar verwijzen. De lijken van veroordeelden waren hier na voltrekking van het vonnis te bezichtigen zoals die van de leden van een beruchte bende die in de 17e eeuw Loon op Zand en omgeving terroriseerde. Ook de naam Leikeven roept associaties op met dit bewogen verleden dat in schril contrast staat met dit prachtige natuurgebied. Wat dat betreft hielden onze voorouders er soms een enigszins macabere vrijetijdsbesteding op na.
De Spinder



De Spinder is een van de vier stortplaatsen van afvalverwerker Attero. Hier eindigt de levenscyclus van niet brandbaar afval dat niet kan worden gerecycled. GFT en ander organisch afval wordt vergist en gecomposteerd, het daarbij ontstane biogas wordt samen met het “stortgas”, dat ontstaat door afbraak van organische resten in het gestorte afval, geschikt gemaakt om als groen gas aan het gasnet te worden geleverd. Afvalwater wordt door middel van een eigen installatie op het terrein gezuiverd. Naast de stortplaats vallen onmiddellijk de windmolens van het Burgerwindpark op. Sinds 2020 zijn de vier windmolens in staat 7.500 huishoudens van energie voorzien. Het park is voor de helft eigendom van particuliere houders van zogenaamde spinderdelen. De negatieve effecten die onvermijdelijk aan windmolens kleven hebben vanaf begin 2017 geleid tot langdurige discussies met omwonenden en natuurorganisaties. Uiteindelijk werden in het jaar 2018 de nodige vergunningen verleend.
Over de plaatsing van een omstreden mestfabriek op de Spinder hebben felle polemieken plaatsgevonden en is een rechtszaak aangespannen. De gemeente Tilburg wilde de vergunning nietig laten verklaren omdat de provincie Noord-Brabant een kritisch rapport over de te verwachten geuroverlast niet heeft gedeeld met de gemeente. Of het nu apps, sms’jes of andere informatiedragers betreft, de diverse Nederlandse overheden en bestuurderen blijven maar een uiterst moeizame relatie hebben met transparantie. Het resultaat is dat de fabriek, waarvan alleen varkenshouders lijken te gaan profiteren, er gaat komen. Naar verwachting zal dit gaan leiden tot stankoverlast en uitstoot van broeikasgassen. Een meldpunt voor klachten betreffende overlast is inmiddels geopend.
Tilburg Noord



De stempelstructuur of stempelbouw is een beginsel in de Nederlandse stedenbouw. Ze werd ontwikkeld door de stedenbouwkundige C.M. van der Stad. Hij werkte vanaf de jaren vijftig vooral in Rotterdam en Utrecht, maar zijn idee vond ruim navolging zodat de invloed in naoorlogse woonwijken door heel Nederland is terug te vinden.
De voor veel stadsuitbreidingen uit die tijd kenmerkende structuur bestaat uit herhalingen in het ontwerp van een woonwijk. De enorme woningnood in de jaren vijftig en zestig, veroorzaakt door de oorlogsjaren en de bevolkingsaanwas daarna, vereiste grootschalige oplossingen. Nieuwbouwwijken werden uit de grond gestampt, vaak in stapel- of hoogbouw afgewisseld met enige laagbouw. Een buurt in een wijk met de stempeltypologie wordt gevormd door een vast arrangement van enkele typen bouwblokken met tussenliggende verkeers- en recreatieruimtes. Dit patroon werd door de ontwerpers alsof zij een stempel gebruikten een aantal keer herhaald. Het leidde tot een heldere en rationele stedenbouw die massale woningbouw en daarmee verbetering van de volkshuisvesting in een snel tempo mogelijk maakte.
Een ander in de wederopbouwperiode regelmatig toegepast ordeningsprincipe is dat van de strokenbouw.
Wilhelminakanaal



Tussen Beek en Donk en Aarle-Rixtel takt het Wilhelminakanaal zich af van de Zuid-Willemsvaart om uiteindelijk via het Amerrak bij Geertruidenberg uit te monden in de Bergsche Maas. Het heeft dan 68 km door Noord-Brabant gestroomd en onderweg onder meer Eindhoven en Tilburg aangedaan. Gemiddeld is het kanaal 2,30 meter diep en 25 tot 30 meter breed, het ondiepste punt is 1.90 meter. Al in de 18e eeuw waren er plannen om een dergelijk kanaal te realiseren maar het zou vanwege andere prioriteiten nog tot 1916 duren voordat het eerste schip Tilburg bereikte door het dan nog onvoltooide kanaal. Er moesten in totaal zo’n 2.400 percelen van een slordige 900 eigenaren langs het beoogde tracé worden onteigend, voordat in 1909 nabij Oosterhout letterlijk een spa de grond in kon gaan.
Voor het graafwerk werden grondwerkers ingezet uit alle delen van Nederland. Pas in 1918 werden graafmachines ingezet waarmee loopgraven in de Eerste Wereldoorlog waren aangelegd. In 1923 kon dan eindelijk de vlag worden gehesen en het kanaal door koningin Wilhelmina met bescheiden feestelijk vertoon worden geopend. Bescheiden omdat de gemeente Tilburg en Rijkswaterstaat het onderling niet eens konden worden over de organisatie en kosten van de opening. Er is wat dat betreft maar bitter weinig veranderd in dit land. Door het toen opkomende vrachtautoverkeer leek het kanaal al meteen overbodig maar zeker in de vijftiger jaren van de vorige eeuw werd de doorvoer van zand, grind en kolen steeds belangrijker hetgeen leidde tot sterke groei van de binnenvaart. Om te zorgen dat het kanaal ook in de toekomst zijn nut blijft behouden is het tussen Dongen en de Piushaven verbreed en verdiept zodat Tilburg door schepen tot 1350 ton kan worden bereikt. Een van de sluizen bij Tilburg, de monumentale Sluis III (nabij het crematorium), heeft een bijzonder dubbelwerkend vijzelgemaal, dat zowel voor het oppompen van water als het opwekken van energie wordt gebruikt. Vanuit de Bediencentrale nabij de ingang van de Piushaven in Tilburg worden alle sluizen en bruggen tot wel 80 km buiten Tilburg bediend.
Hasseltse Kapel



Het oudste religieuze bouwwerk in Tilburg is de Hasseltse Kapel, ook wel Kapel Onze Lieve Vrouw Visitatie, die rond 1536 werd gebouwd in de toenmalige herdgang Hasselt. Een legaat uit 1540 dat een schenking vermeldt van 10 stuivers door ene Laurens Peter Verschuren is het oudste document waarin de kapel wordt genoemd. Een klokje in de kapel waarin de tekst MCCCCCXXXVI is gegoten, geeft aan dat het gebouwtje er in 1536 in ieder geval al gestaan moet hebben. Ondergeschikt aan de parochie Tilburg voerden kapelmeesters het beheer maar de kapel zelf was eigendom van de buurt. In 1648, na de vrede van Munster, werd ze onttrokken aan de katholieke eredienst en in 1743 kreeg de kapel zelfs een woonfunctie. Tijdens de Franse overheersing, toen een ander religieus klimaat ging heersen, werd weer toegestaan de eredienst in het gebouw uit te voeren. Na restauratie in 1972 en oprichting van de Stichting tot Beheer Hasseltse Kapel, waarin de gemeente en de parochie zitting hebben, wordt de kapel voor zowel religieuze als culturele activiteiten gebruikt.
In het interieur draagt het mooi geklede Mariabeeld sieraden die door 19e -eeuwse bedevaartgangers zijn geschonken. Het kan zelfs van gewaad wisselen door de uitgebreide garderobe die haar ter beschikking staat. Lag de kapel ooit aan de buitenste noordelijke stadgrens, sinds 1960 wordt ze omringd door nieuwbouwwijken en kijkt ze uit op een driehoekig parkje met daarin een bronzen Mariabeeld van Charles Vergouwen.
De Oliemeulen

Al in 1648 werd voor de eerste keer melding gemaakt van een oliemolen, gelegen aan de “Cleyn Hoeven”. Het was een door paarden aangedreven molen, een zogenaamde rosmolen. In een dergelijke molen werd olie geperst uit oliehoudende zaden zoals raapzaad of lijnzaad. In 1759 werd een langgevelboerderij rondom de molen gebouwd, deze laatste is tot 1880 in gebruik geweest tot een windmolen de oliemolen ging vervangen. Die windmolen heeft het tot 1925 uitgehouden, toen een storm het einde ervan inluidde. In 1975 is de boerderij geclassificeerd als rijksmonument en in 1979 in de oorspronkelijke stijl gerestaureerd waarna de afdeling Archeologie van het gemeentearchief er werd gevestigd. Bij de ingang van het pand zijn de molenstenen van de teloorgegane molen nog te bewonderen.
In 1987 kreeg het pand een andere bestemming en zag Reptielenhuis De Oliemeulen het levenslicht waar behalve reptielen ook vogels en spinnen acte de présence geven. Op het belendende perceel werd in 1992 een zoogdier- en vogelpark geopend, in totaal zijn er nu in het hele complex meer dan 150 diersoorten te zien. De recreatieve functie uit zich in demonstraties met wurgslangen en vogelspinnen en er is een educatief programma voor scholen.
De Rooi Pannen



Het voormalige uit 1914 stammende klooster met de in het oog vallende rode dakpannen was ooit opgericht als kleinseminarie waar jongens door middel van een zesjarige studie werden voorbereid op de priesteropleiding. Vanwege het gebrek aan toestromende potentiële priesters zijn er vanaf 1973 diverse middelbare opleidingen gevestigd die weinig meer uitstaande hadden met de oorspronkelijke bestemming van het gebouw, maar veel meer een werelds karakter hadden. Het complex onderging in 1998 en 2002 een forse uitbreiding met eigen gebouwen voor de diverse studierichtingen, ontworpen door van Bo.2 architectuur en stedenbouw. Ook vanaf 2009 was sprake van verdere uitbreidingen. Er is onder meer een hotel, winkelcentrum en een restaurant op het terrein aanwezig. Behalve in Tilburg zijn ook vestigingen van de Rooi Pannen te vinden in Breda en Eindhoven.
De huidige instelling richt zich op praktijkgericht onderwijs op VMBO en MBO niveau. In Tilburg worden verscheidene studierichtingen aangeboden zoals de MBO-opleidingen Handel & Ondernemen, Horeca, Toerisme en Vormgeving. De VMBO kent behalve algemene vakken ook praktijkgericht onderwijs zoals webshops bouwen of culinaire takken van sport. In het schooljaar 2023-2024 studeerden 5593 leerlingen bij De Rooi Pannen, waarvan 2771 studenten de opleidingen in Tilburg volgden.
De Tongerlose Hoeve

Het scheelde weinig of dit bijzondere historische pand was in 1967 onder de sloophamer gevallen. De hoeve was namelijk in 1955 door de gemeente gekocht in verband met een stadsuitbreiding in wijk ‘t Zand maar dankzij de inspanningen van professor Harry van den Eerenbeemt, die zich bijzonder inzette voor het behoud van Tilburgs erfgoed, bleef de eeuwenoude boerderij gespaard en aan een stichting overgedragen voor het symbolisch bedrag van een gulden.
Na de restauratie in 1969 onder initiatief van de genoemde professor en het studentencorps St. Olof betrok dat corps het pand en kreeg de Tiendschuur een sociaal-culturele bestemming. Tegenwoordig is het complex in gebruik door Amarant. Kun je hier aangeven wat amarant is
In 1232 verkreeg de abdij van Tongerlo het recht om de pastoor te benoemen van de kerk van west-Tilburg. Aanvankelijk was de hoeve de pastorie van Tilburg, maar deze functie werd in 1384 overgedragen aan Huize Moerenburg. Daarna kreeg de inmiddels verpachte hoeve de functie van tiendschuur, de opbrengst van de tienden kwam ten goede van kerk, pastoor en de armen. Er volgden gaandeweg een aantal verbouwingen en uitbreidingen zoals een karschop, een schaapskooi en een bakhuis. Vanaf 1490 zijn de namen van de vele in de loop der eeuwen betrokken pachters traceerbaar. Tijdens de Franse bezetting werd de hoeve gevorderd en verkocht aan de heer Norbert Schoffers, die het pand vervolgens aan de familie Kolen overdeed die tot 1955 eigenaar was.


Bokhamer

Een bijzonder stukje Tilburg dat een sfeer oproept van lang vervlogen jaren, wellicht zag vroeger een groot deel van de dan nog spaarzaam bewoonde stad er min of meer zo uit. Het stuk land “Die Bochamer” was ooit samen met Herstal een deel van herdgang De Hoeven en werd al in de 14e eeuw genoemd. De Bokhamerstraat heeft daaraan zijn naam ontleend en wordt vermeld in samenhang met duidelijk agrarische activiteiten in die herdgang.


De oorsprong van de naam Bokhamer is niet geheel duidelijk, mogelijk is er een verband met een middeleeuws gereedschap dat bochamer genoemd werd. Verder werd bij het “braken” van vlas het houtachtige deel van de stengels stukje voor stukje gekneusd en gebroken. Daarvoor werd een zogenaamde “boker” gebruikt. Frappant is dat op de kaart van Zijnen uit 1760 een Vlasstraat vermeld staat die in het verlengde ligt van de Bokhamerstraat welke laatste evenwel op de kaart niet met een naam is aangeduid. De straat vanaf de Reitse Hoevenstraat tot de Alleenhoudersstraat is pas in 1900 formeel Bokhamerstraat genoemd.
Het gedeelte tussen de Joannes Berisstraat en de Alleenhoudersstraat was oorspronkelijk een deel van de Herstalsestraat, dat later Oude Herstalsestraat is genoemd.
Tegenwoordig staat een deel van de Bokhamerstraat te boek als gemeentelijk monument, aan de straat liggen een aantal panden die als rijks- dan wel gemeentelijke monument te boek staan. Opvallend zijn de noodwoningen, die na de Tweede Wereldoorlog hier zijn neergezet als tijdelijke behuizing maar inmiddels ook de monumentenstatus hebben verworven.
NS station

Het in 1965 in gebruik genomen station kan met recht een blikvanger worden genoemd. Jammer dat de negentiende-eeuwse neoclassicistische voorganger moest verdwijnen, maar dit moderne stationsontwerp met zijn in het oog vallende dakconstructie, in de volksmond kroepoekdak genoemd, is toch echt iets bijzonders. De technische benaming voor kroepoekdak is hypparschaal, een samentrekking van de woorden hyperbolische paraboloïde welke een dubbelgekromd oppervlak beschrijft. Deze vlakken lijken te zweven en geven door de bijzondere vorm en het omhoog reiken dynamiek en een suggestie van gewichtsloosheid aan het gebouw. Ontwerper is stationsarchitect Koen van der Gaast die een station beschouwde als een overkoepeling voor sociale en logistieke functies. Sinds 2016 is het Tilburgs centraal station een rijksmonument. Het voorterrein van het station is gedurende de laatste jaren geheel op de schop gegaan, er is onder meer een halfoverdekt busstation aangelegd en het plein is opnieuw ingericht. Om verbinding met de aan de noordzijde gelegen Spoorzone te realiseren is een nieuwe passage onder de sporen gecreëerd. In Tilburg stoppen treinen in de richting Eindhoven, ‘s-Hertogenbosch en Breda. Het station beschikt sinds 2024 over een vierde perron.