Inleiding

Image

Vanuit verschillende windrichtingen wandelend terug naar Tilburg via 1- en 2-daagse routes vanuit een 15-tal startpunten die gelegen zijn rondom de stad. Welke associaties kunnen worden opgeroepen bij het teruggaan naar Tilburg naast het genieten van de natuur, de frisse buitenlucht en de fysieke uitdaging? Misschien rijst voor het geestesoog ook de geboorte van de stad uit prille, verspreide woonvormen en haar uiteindelijke wasdom op uit de nevelen van de voorbije eeuwen. De tijdreis door een in al die eeuwen steeds veranderende omgeving zal herinneren aan het vaak zware bestaan van al die mensen die uiteindelijk met hun bloed, hun zweet en hun tranen het fundament hebben gelegd voor de moderne stad en haar huidige bewoners.

Naast de beschrijving van de wandelingen worden daarom ook cultuur-historische curiosa belicht alsmede bijzonderheden over flora en fauna. Daarbij worden natuurlijk ook recente ontwikkelingen niet geschuwd. Dit alles om de wandelaar een zo breed mogelijk beeld te verstrekken over dat wat hij, zij of hen onderweg zal kunnen beleven en stof kan geven tot reflectie.

Natuurlijke historie

Image

Tegenwoordig is Tilburg omringd door prachtige natuurgebieden. Niet alleen de Natura 2000 gebieden Kampina en Regte Heide, het Oisterwijkse bossen en vennengebied, de Loonse en Drunense duinen en de heide en vennengebieden van Kempenland maar ook landgoederen als Gorp en Rovert, de Utrecht, Huis ter Heide en het Ooijevaarsnest bieden een grote variatie aan natuurlijk schoon. Dit is echter niet altijd het geval geweest. Eigenlijk is vrijwel alle natuur in Nederland cultuurlandschap, dat door ingrijpen van mensen gestalte heeft gekregen.

De hoge zandgronden in Noord-Brabant ontstonden tijdens de laatste ijstijd, toen noordenwinden zand aanvoerden, dat de toendra-achtige bodem bedekte. In de daaropvolgende eeuwen raakten deze zandgronden bedekt met oerbossen. Ook de meeste vennen in het natuurgebied rondom Oisterwijk ontstonden na de laatste ijstijd. IJskoude winden bliezen zand op tot heuveltjes, die nu nog goed te zien zijn in het bos. Achter de heuvels vulden de uitgestoven laagten zich met regenwater en zo ontstonden tientallen vennen. Een ondoordringbare leemlaag in de bodem voorkomt dat het water wegzakt. Al millennia geleden is de mens begonnen de natuur naar haar hand te zetten met vaak onomkeerbare effecten op het landschap, de natuurlijke bodem werd bijvoorbeeld geschikt gemaakt voor agrarische activiteiten. Bossen werden gekapt, akkers en dijken werden aangelegd, bodems werden afgegraven. Het weinig duurzame gebruik van de bodem leidde tot verarming van de gronden en steeds nieuwe ontginningen waardoor het natuurlijk arsenaal geleidelijk verder afnam. De resterende bossen werden tot in de middeleeuwen intensief gebruikt als graasgebied voor vee en voor de jacht. Vanaf de late middeleeuwen verdwenen ze grotendeels door gebruik als brandhout en bouwmateriaal. Dit zorgde voor het ontstaan van heidegronden, schrale bodem waarop zonder bemesting weinig kan groeien. Aan het einde van de Middeleeuwen werd het heidelandschap door vele schapen kaalgevreten. Door het verdwijnen van de begroeiing verstoof het zand, wat soms zelfs ten koste ging van de akkers die overstoven werden. De Loonse en Drunense duinen zijn hiervan een aansprekend voorbeeld. Het proces van verstuiving werd aan het einde van de negentiende eeuw gestopt door het aanplanten van dennen. Rond 1850  was nog maar 1 – 2% van Nederland bedekt door bos. Pas laat in de 19e eeuw werd een begin gemaakt met het op grotere schaal gebieden zoals stuifzanden te herbebossen. Inmiddels is het bosarsenaal in Nederland gegroeid naar zo’n 11%. Na Gelderland is Noord-Brabant de meest bosrijke provincie met zo’n 14% van het bodemoppervlak, deze provincies zijn samen goed voor bijna de helft van het bosarsenaal in Nederland. Noord-Brabant is voornemens het bosareaal in 2030 met 13000 hectare uitgebreid te hebben. Al deze goede bedoelingen ten spijt wordt het ecosysteem ernstig bedreigd door een overmatige stikstofdepositie, waardoor er verschraling van de natuur optreedt en de biodiversiteit wordt aangetast. Werk aan de groene winkel dus!

HET ONTSTAAN VAN DE STAD

Maps
TILBURG ANNO 1792

In de late middeleeuwen ontwikkelden zich kleine agrarische leefgemeenschappen vaak bij het samenkomen van drie zandwegen, niet alleen hier maar ook in andere delen van het land. Staan deze buurtschapjes hier bekend onder de naam herdgang, heuvel of frankische driehoek, elders worden ze ook vaak betiteld als brink. Daarbij moet worden opgemerkt dat uit de genoemde datering volgt dat de benaming frankische driehoek duidelijk onjuist is. Er is geen relatie met de Franken die ons land een aantal eeuwen onveilig maakten tijdens de vroege Middeleeuwen, ongeveer vanaf de val van het Romeinse rijk rond het jaar 476. In die tijd lagen boerengemeenschappen vaak op andere locaties in het landschap. Het woorddeel herd (of heerd) uit herdgang kan zowel kudde als herder betekenen. Van oorsprong waren het boerengebruiksruimten waar het vee werd verzameld om daarmee als kudde naar de gemeenschappelijke weidegronden te gaan. Boerderijen schermden de herdgang naar buiten af. In de loop van de tijd ontstond ook bebouwing langs de verbindende linten zodat de oorspronkelijke kleine buurtschappen langzaam samengroeiden tot een groter geheel.

Image

Het laatmiddeleeuwse weefsel van herdgangen en de verbindingspaden daartussen, de linten, is nog steeds zichtbaar in het stratenpatroon van de huidige stad. Zo zijn de Heuvel, het Korvelplein, De Schans, het Wilhelmina-park en het Julianapark voorbeelden van oude herdgangen. Ook in de namen van de huidige wijken zijn nog de aanduidingen hiervan terug te vinden zoals Korvel en Broekhoven. Voorbeelden van linten zijn de Heuvelstraat, Nieuwlandstraat, Noordstraat, Gasthuisring, Hasseltstraat, de Goirkestraat, de Veldhovenring, de Korvelseweg etc..

Op de allereerste kaart van Tilburg, de zogeheten “kaart van Zijnen” uit 1760, is duidelijk te zien dat de organische structuur van linten en herdgangen de huidige stadsplattegrond op een aantal straten na vrijwel volledig heeft bepaald. Vóór de doorbraken van Burgemeester Becht in de jaren 70 van de vorige eeuw, heeft er nooit een stedenbouwer aan onze stad gewerkt wat heeft geleid tot een voor Nederland tamelijk unieke stadsontwikkeling.

Het laatmiddeleeuwse weefsel van herdgangen en de verbindingspaden daartussen is nog steeds zichtbaar  in het stratenpatroon van de huidige stad.

Image

BEKNOPTE REIS DOOR DE EEUWEN Deel 1
De naam “Tilburg” duikt voor het eerst op in het zogeheten “Liber Aureus Epternacensis” uit 1191, een afschrift van een obscuur document uit ca. 700 waarvan de authenticiteit echter sterk wordt betwijfeld. Met de naam Tilburg werd niet de toen nog niet bestaande stad bedoeld maar een min of meer zelfstandig gebied dat het huidige Tilburg en Oisterwijk, maar ook Goirle, Berkel-Enschot, Udenhout en Helvoirt omvatte en wel wordt aangeduid als de heerlijkheid “Groot- Tilburg”. De toenmalige heren van Tilburg, wel aangeduid als Giselberten omdat ze vrijwel allen die naam droegen, bezaten waarschijnlijk het eenvoudige, uit hout en steen opgetrokken mottekasteel ter Borgh, dat gelegen was in de buurt van de samenvloeiing van de Voorste en de Achterste Stroom bij Oisterwijk.

Het kasteel is al in de 14e eeuw afgebroken, de motte of heuvel is in 1800 verdwenen. Slechts een restant van de gracht is bewaard gebleven. De Giselberten zelf lijken in rook te zijn opgegaan. De spaarzame bebouwing op de plaats van het huidige Tilburg werd in de 12e eeuw “West-Tilburg” genoemd. Er was dan natuurlijk ook een “Oost-Tilburg”, dat echter al vroeg door Oisterwijk werd ingekapseld en dat was gelegen rond de kerk aan het Kerkplein in het huidige Oisterwijk. Aan dit stadje werd al in 1230 Vrijheidsrechten verleend door hertog Hendrik I van Brabant, een teken dat aan de macht van de Giselberten een einde kwam. Onder de bestuursrechtelijke organisatie van ‘s-Hertogenbosch viel vanaf die tijd het kwartier van Oisterwijk, een van de vier kwartieren van de meierij van ‘s-Hertogenbosch. 26 dorpen waaronder Tilburg maakten er onderdeel van uit. West-Tilburg werd aan het einde van de 14e eeuw samen met Goirle een zelfstandige heerlijkheid, het zou echter nog tot 1809 moeten wachten tot het tijdens de Bataafsche Republiek stadsrechten zou krijgen.

Steden als Breda en ‘s-Hertogenbosch hadden deze toen al zo’n 600 jaar eerder verkregen, daarbij inbegrepen het recht om stadsmuren en stadsgrachten aan te leggen, munten te slaan en rechtspraak te organiseren. De vele historische monumenten in die steden herinneren aan hun roemrijke historie. De door hertog Hendrik I van Brabant gestichte en dus niet geleidelijk gegroeide stad Eindhoven verkreeg al in 1252 stadsrechten. De drie torens met de vrolijk wapperende vaantjes op het stadswapen van Tilburg symboliseren het Kasteel van Tilburg, ooit gelegen in herdgang De Hasselt en in de 15e eeuw gebouwd door Jan van Haestrecht, een van de toenmalige heren van Tilburg. Na een brand in 1748 werd het gesloopt en opnieuw opgebouwd. Bij een openbare verkoop in 1859 werd het door een Klundertse wijnhandelaar gekocht waarna het helaas sneefde onder de sloophamer om uiteindelijk plaats te maken voor een wolwasserij en schapenleerfabriek van de familie Pessers. Vaarwel, kostbaar en onvervangbaar historisch erfgoed!

Image

BEKNOPTE REIS DOOR DE EEUWEN Deel 2
Wanneer de eerste kerk in (West-)Tilburg werd gebouwd is onbekend, wel is bekend dat deze was gesitueerd op de plaats van huidige Heikese kerk. Het was niet gebruikelijk zo’n kerk binnen een herdgang te situeren. Meestal werd er een centrale plaats tussen een aantal buurtschappen gekozen om zoveel mogelijk gelovigen te kunnen bereiken. Hertog Hendrik I van Brabant schonk de patronaatsrechten van deze kerk aan de abdij van Tongerlo met als patroon Sint Dionysius, de eerste bisschop van Parijs. De tien oudste bewaard gebleven gebouwen van Tilburg laten duidelijk de agrarische wortels van de stad zien, zes van de tien waren boerderijen, drie hadden een religieuze functie en één was een thuisweverij.

In de loop van de 16e en 17e eeuw smolten herdgangen en linten langzaam maar zeker samen, de contouren van de stad werden steeds duidelijker zichtbaar. Oude documenten tonen de eerste schriftelijke vermelding van een kermis in Tilburg die in augustus gehouden werd. In 1575 geeft Philips II aan Tilburg toestemming om drie jaarmarkten te houden. De contemporaine kermis in Tilburg wordt sinds 1939 gehouden in de laatste week van juli en is uitgegroeid tot een evenement dat inmiddels meer dan 1 miljoen bezoekers trekt. Met als fundament de van oudsher aanwezige schapenteelt ontwikkelde Tilburg zich als een steeds belangrijker wordend textielcentrum. Veel inwoners waren werkzaam als spinner of wever, eerst vaak als thuiswerker, later steeds meer als loonarbeider in een groeiend aantal fabrieken.

Deze industriële aanpak nam een grote vlucht nadat in 1827 de eerste stoommachine naar de stad kwam en had een grote invloed op de structuur van de stad. De met deze ontwikkeling gepaard gaande groeiende behoefte aan kennis leidde begin 1900 tot de oprichting van de Roomsch Katholieke Handelshoogeschool, gestart met 28 studenten. Deze instelling staat heden ten dage bekend als Tilburg University waar ruim 20.000 studenten met meer dan 140 nationaliteiten zijn ingeschreven. Ter illustratie van de onstuimige groei van de stad: Tilburg ontving in 1809 stadsrechten, het had toen 9465 inwoners. Op 1 januari 2023 was dat aantal gegroeid tot 203.690!

De moderne tijd

Image

De laatste decennia is de goede stad Tilburg doende langzaam maar zeker haar grauwsluier af te schudden, met name de nalatenschap van trieste en verwaarloosde restanten van het industriële textielverleden. Helaas is men daarbij soms wel heel voortvarend te werk gegaan en zijn ook karakteristieke en waardevolle gebouwen uit het stadsbeeld verdwenen. Wat daarvoor in de plaats is gekomen verdient zeker niet in alle gevallen de schoonheidsprijs. Recente en meer positieve ontwikkelingen zijn te vinden in het gebied rond de Piushaven en in de oude wijk Jeruzalem.

Dan de Spoorzone, de ontsluiting van het terrein van de voormalige werkplaats van de Nederlandse Spoorwegen met o.a. de prachtige Lochal. De stad kent een breed cultuuraanbod. In het oog springend is de uit 1961 daterende schouwburg van de architecten Bernard Bijvoet en Gerard Holt. De ernaast gelegen in 1996 gebouwde concertzaal is een ontwerp van Jo Coenen. Liefhebbers van hardrock tot meer lyrische uitingen van popmuziek kunnen terecht in muziektempel 013, jazzliefhebbers in Paradox, het belangrijkste jazzpodium van Zuid-Nederland en tot ver buiten de provinciegrenzen een begrip. Daarnaast zijn er diverse kleinschaliger podia met een uiteenlopend aanbod. Geïnspireerd door al die ontwikkelingen neemt het plaatselijk horeca-aanbod zo langzamerhand mythische proporties aan. Tussen het viaduct van de Ringbaan West en de St. Ceciliastraat vinden we het Spoorpark met de 37 meter hoge Kempentoren die tegen contactloze betaling van een paar Euro de bezoeker vergast op een fraai en wijds uitzicht over de stad. Het hele Cityring gebied zal een gedaanteverwisseling ondergaan met minder ruimte voor verkeer en meer ruimte voor voetgangers en wandelaars. Om het winkelgebied rond de Heuvelstraat meer allure te geven is een doorbraak gerealiseerd tussen de Heuvelstraat en de Emmapassage. In navolging van het in 2004 opgeleverde Westpoint met een hoogte van 140 meter zoekt de stad het steeds meer hogerop. Er staat inmiddels een aantal nieuw te bouwen woontorens gepland, onder meer bij het Spoorpark, het nieuwe stationsplein en de Piushaven. Al met al heeft en zal de Tilburgse skyline een ingrijpende metamorfose ondergaan. Binnen een eeuw van een stadssilhouet met gezichtsbepalende elementen als fabrieksschoorstenen en kerktorens naar een stedelijke horizon met woon- en uitkijktorens. Vooral in westelijke tot op een steenworp van Hulten en noordelijke richting is de stedelijke bebouwing opgerukt tot ver buiten de Ringbanen en het Westerpark in een van de buitenwijken uit de jaren 70 is nu het geometrische middelpunt van de stad geworden. De industrie is verbannen uit de binnenstad en huist op diverse grote industrieterreinen rond de stad. Dorpen als Berkel-Enschot, Biezenmortel en Udenhout zijn gretig opgeslokt en maken deel uit van de gemeente Tilburg. Waar uiteindelijk de grenzen van de verstedelijking zullen komen te liggen zal de toekomst moeten uitwijzen. Waakzaamheid t.a.v. de nog resterende natuur en erfgoed blijft geboden.

Overpeinzing tot slot

Image
Image

Vooral in de negentiende eeuw had de stormachtige ontwikkeling van met name de textielindustrie ook zijn minder positieve kanten. De arbeidsomstandigheden waren slecht en van het karige salaris konden mensen niet of nauwelijks rondkomen. Dat had tot gevolg dat het hele gezin –  man, vrouw en kinderen – gedwongen was lange werkdagen en –nachten in de vaak onhygiënische fabrieken zwaar en ongezond werk te verrichten. Van vakantiedagen was in die tijd geen sprake en bij ziekte volgde meestal ontslag. Wel kon er, o wonder, zondagmiddag genoten worden van een halve vrije dag. Er was een Kinderwetje van Van Houten voor nodig om in 1874 een einde te maken aan arbeid voor kinderen onder de twaalf jaar.

De textielbaronnen, met name de kliek rond koning Willem II, verrijkten zich inmiddels op schaamteloze wijze over de ruggen van die talloze naamloze en uitgebuite arbeiders. Van de alom tegenwoordige katholieke kerk ondervond het fabrikantendom maar weinig tegenwerking, veeleer waren het de welbekende vier handen op hetzelfde embonpoint.

Dat veel van de profiteurs van die goedkope arbeid en hun godvruchtige gedogers met een eigen straat of plein worden geëerd roept vandaag de dag ambivalente gedachten op. Daarom is het goed, dat de herinnering aan de voorouders van een belangrijk deel van de huidige Tilburgers levend wordt gehouden door dat gedenkteken, het beeldje van de Kruikenzeiker van Henk Smulders aan de Nieuwlandstraat.